Per 1 januari 2021 zal er een aantal normwijzigingen worden doorgevoerd en wordt een aantal interpretatierapporten toegevoegd aan het SNA Handboek Normen. De normwijzigingen en toegevoegde interpretaties zijn te vinden in het nieuwe Handboek Normen versie 21.01 met ingangsdatum 1 januari 2021.
Concreet gaat het in het Handboek Normen versie 21.01 om toevoeging van de volgende rapporten (waar deze een ouder rapport vervangen, staat dat aangegeven):
Voor de Vleessector is per 1 juli 2020 binnen de norm een tussentijdse toetsing (ieder kalenderkwartaal) ingevoerd op afdracht pensioen en sociaal fonds bij ondernemingen waarop de cao Vleessector van toepassing is ongeacht of de onderneming wel of geen machtiging heeft afgegeven voor het verstrekken van betaalinformatie.
Aangezien deze tussentijdse toetsing bij verstrekking van een machtiging alleen uitgevoerd moet worden indien uit de verstrekte betaalinformatie van de uitvoerder bedrijfstakregeling/ pensioenregeling en sociaal fonds blijkt dat er sprake is van een factuur met de factuurstatus juridische zaken of wettelijke aanmaning, worden de volgende aanpassingen doorgevoerd:
Indien deel C.2 van toepassing is en de onderneming geen machtiging voor verstrekken van betaalinformatie van de uitvoerder bedrijfstakregeling/pensioenregeling en/of sociaal fonds aan de inspectie-instelling heeft verstrekt, moet de inspectie-instelling binnen 30 werkdagen na de start van een nieuw kalenderkwartaal een inspectie uitvoeren die de volgende eisen omvat:
4.3.3.1.3 | Indien de onderneming is aangesloten bij VLEP dan moet betaling van de nota van uitvoerder bedrijfs(tak)pensioenregeling tijdig plaatsvinden. |
4.3.3.1.4 | Indien de onderneming is aangesloten bij VLEP en er door de onderneming geen machtiging voor het verstrekken van betaalinformatie aan de uitvoerder bedrijfstak-/pensioenregeling is verstrekt, moet telkenmale vóór 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november een bewijs van betaling van de opgelegde nota(‘s) aan de inspectie-instelling beschikbaar worden gesteld. |
4.3.3.2.2 | Betaling van de nota van uitvoerder sociaal fonds moet tijdig plaatsvinden. |
4.3.3.2.3 | Indien de onderneming is aangesloten bij het sociaal fonds en er door de onderneming geen machtiging voor het verstrekken van betaalinformatie aan de uitvoerder sociaal fonds is verstrekt, moet telkenmale vóór 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november een bewijs van betaling van de opgelegde nota(‘s) aan de inspectie-instelling beschikbaar worden gesteld. |
Indien deel C.2 van toepassing is en de onderneming een machtiging voor verstrekken van betaalinformatie van de uitvoerder bedrijfstakregeling/pensioenregeling en/of sociaal fonds aan de inspectie-instelling heeft verstrekt, moet de inspectie-instelling indien uit de verstrekte betaalinformatie van de uitvoerder blijkt dat er sprake is van een factuur met de status juridische zaken of wettelijke aanmaning binnen 30 werkdagen na de start van een nieuw kalenderkwartaal een inspectie uitvoeren die de volgende eisen omvat:
4.3.3.1.3 | Indien de onderneming is aangesloten bij VLEP dan moet betaling van de nota van uitvoerder bedrijfs(tak)pensioenregeling tijdig plaatsvinden. |
4.3.3.2.2 | Betaling van de nota van uitvoerder sociaal fonds moet tijdig plaatsvinden. |
Voor de hoogte van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) is de sectorindeling van belang. De gedifferentieerde premie Whk is opgebouwd uit twee premiecomponenten: WGA voor alle dienstbetrekkingen (WGA) en ZW voor flexibele dienstbetrekkingen (ZW-flex). In de praktijk betekent een verkeerde indeling dat er een risico voor de inlener ontstaat (inlenersaansprakelijkheid).
Daarom is het van belang dat de onderneming ingedeeld is in de juiste sector. Tijdens de SNA-inspectie wordt derhalve gecontroleerd of er sprake is van een juiste sectorindeling voor de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. In de genoemde interpretatierapporten wordt weergegeven welke stappen de inspecteur moet doorlopen inclusief de te ondernemen bijbehorende acties teneinde vast te kunnen stellen of er sprake is van een juiste sectorindeling. Aan één van deze stappen zijn de activiteiten payrolling en intraconcern uitzenden toegevoegd: “Bestaat het totale premieplichtig loon op jaarbasis voor meer dan 50% uit TBA niet zijnde payrolling en intraconcern uitzenden?”
Tevens is in interpretatierapport 257a toegevoegd dat de toetsing op de 30% herzieningssituatie ook voor kalenderjaar 2021 (tot 1 januari 2022) wordt opgeschort in verband met een generieke uitzondering die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft opgenomen in de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 27 oktober 2020. Per brief van 22 april aan de Tweede Kamer was al aangegeven dat de regeling tijdelijk (2020) zou worden gewijzigd inzake corona, dat wordt nu dus verlengd met nog een jaar (2021).
Het kabinet heeft besloten de regeling tijdelijk te wijzigen omdat deze bepaling nu tot onbedoelde effecten in sectoren leidt waar vanwege het Coronavirus veel extra overwerk nodig is, zoals de zorg. Om deze onbedoelde effecten weg te nemen is besloten dat werkgevers over de kalenderjaren 2020 en 2021 op basis van de 30% herzieningssituatie de lage WW-premie niet hoeven te herzien. Omdat een gerichte sectorale maatregel zeer bewerkelijk is voor de uitvoering, is ervoor gekozen om voor de jaren 2020 en 2021 een generieke uitzondering te maken voor de 30% herzieningssituatie. Een generieke oplossing geldend voor alle werkgevers voorkomt daarnaast onduidelijkheid over wie er wel of niet onder de uitzondering moet vallen. Geen enkele werkgever hoeft dus over de jaren 2020 en 2021 de WW-premie op grond van die situatie te herzien. Het Besluit Wfsv zal hiertoe tijdelijk worden aangepast. Per 1 januari 2022 zal de herzieningssituatie weer in werking treden.