Eind juni is de Tweede Kamer geïnformeerd over nieuwe regels omtrent het werken met zzp’ers. Het gaat om een pakket van maatregelen waarmee de onderkant van de arbeidsmarkt, schijnzelfstandigheid en concurrentie op arbeidsvoorwaarden wordt tegengegaan. Althans, dat is de bedoeling! Ook wordt er een pakket van maatregelen aangeboden waarmee zelfstandigen en opdrachtgevers meer zekerheid kunnen krijgen dat er geen sprake is van een dienstbetrekking. Voor de bovenkant van de arbeidsmarkt wordt de opdrachtgeversverklaring geïntroduceerd. In dit artikel een overzicht van wat te verwachten.
Oorspronkelijk was er een ALT-maatregel bedacht. ALT stond voor: Altijd arbeidsovereenkomst bij Laag Tarief. Deze maatregel hield in dat er altijd sprake is van een arbeidsovereenkomst bij een laag tarief in combinatie met een langere duur van de overeenkomst of bij het verrichten van reguliere werkzaamheden. Dit is van de baan omdat er sprake bleek van strijd met het Europees recht en het Europese Verdrag (zoals de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting). Ook is er bij de inzet van zzp’ers bij niet-reguliere werkzaamheden of bij een kortdurend contract risico op armoede waardoor de toevoegingen ‘reguliere werkzaamheden’ of ‘lange duur’ geen zin hebben.
Met alleen de invoering van een minimumtarief wordt in ieder geval beoogd dat werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt een tarief ontvangen waarmee zij in hun noodzakelijke levensbehoeften te kunnen voorzien. Het doel van het minimumtarief is om zzp’ers te beschermen tegen armoede. Tegelijkertijd wordt met het minimumtarief het verschil in kosten tussen werknemers en zelfstandigen verkleind waardoor opdrachtgevers niet in de verleiding om alleen vanwege het tarief te kiezen voor een zzp’er.
Voor 2019 is het minimumtarief bepaald op €16,- per uur. Ieder jaar wordt dit tarief herzien. Het tarief is de ondergrens om te komen tot het bestaansminimum oftewel het niveau van de bijstandsuitkering (indien fulltime en de volledige 46 weken per jaar wordt gewerkt). Het minimumtarief geldt ook voor particuliere opdrachtgevers. Het minimumtarief is het tarief wat na aftrek van directe kosten voor het uitvoeren van de opdracht overblijft.
In het oorspronkelijke regeerakkoord is een opt-out regeling afgesproken voor de loonheffingen en de werknemersverzekeringen. Dat betekent dat de opdrachtgever bij de opt-out zou zijn gevrijwaard voor de loonheffing en dat de werkende niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen, ook als (achteraf) toch blijkt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Maar dan blijven er toch nog onzekerheden over voor opdrachtgevers uit het arbeidsrecht. Bijvoorbeeld de verplichte loondoorbetaling bij ziekte. Het Kabinet heeft nu voorgesteld om de opt-out te verruimen naar een deel van het arbeidsrecht en (onder voorwaarden) naar de toepasselijkheid van pensioenen en cao’s. Dit zou dan vorm moeten krijgen in een ‘zelfstandigenverklaring’. Met de zelfstandigenverklaring kan de zzp’er dus ook niet meer achteraf aanspraak maken op loondoorbetaling bij ziekte of de eis dat er een ontslagvergunning moet worden aangevraagd bij beëindiging van het contract. Iets wat nu weleens gebeurd. In hoeverre dit kan worden verruimd hangt af van wat de mogelijkheden zijn in het Internationale en Europese Recht. Sommige verplichtingen uit Europese richtlijnen, zoals de verplichte doorbetaalde vakantiedagen, kunnen niet omzeild worden. Het is mogelijk dat sociale partners in cao’s (aanvullende) regels opnemen voor zzp’ers met een zelfstandigenverklaring.
Voor het gebruik van de zelfstandigenverklaring gelden de volgende voorwaarden:
Als achteraf gezien niet aan de voorwaarden wordt voldaan dan geldt de zelfstandigenverklaring ook met terugwerkende kracht niet. De vaststelling dat er achteraf niet aan de voorwaarden is voldaan kan gedaan worden door de rechter, de Belastingdienst en UWV. In dat geval dienen opdrachtgever en zzp’er alsnog te beoordelen of er wel of niet is gewerkt in dienstbetrekking. Dat kunnen zij bijvoorbeeld doen met de webmodule (zie verderop in dit artikel). Voor de loonheffingen blijft de bewijslast altijd bij de opdrachtgever liggen.
Op dit moment moet het vorenstaande nog worden uitgewerkt in wetgeving. Ook worden er nog onderzoeken gedaan naar hoe er moet worden omgegaan met de fictieve dienstbetrekking en de doorwerking van het stelsel naar andere (arbeidsrechtelijke) wetgeving.
In januari dit jaar is in het Handboek Loonheffingen reeds een bijlage opgenomen die opdrachtgevers en zzp’ers meer handvatten geeft om zelf te beoordelen of sprake is van een gezagsverhouding. Toch vinden veel opdrachtgevers en zzp’ers het nog steeds lastig om zelf te bepalen of er wel of geen sprake is van een dienstbetrekking. Op dit moment wordt er gewerkt aan een webmodule die daar meer duidelijkheid over zal geven. De webmodule is eigenlijk een uitgebreide vragenlijst gebaseerd op reeds opgebouwde jurisprudentie waarmee een beoordeling kan worden gegeven over de arbeidsrelatie (wel of geen dienstbetrekking). Uit die vragenlijst volgt een beslisboom. Wanneer er geen sprake is van een dienstbetrekking dan geeft de webmodule een ‘opdrachtgeversverklaring’ af. Wanneer de webmodule naar waarheid is ingevuld en er wordt ook feitelijk op die manier met elkaar gewerkt dan is de opdrachtgever gevrijwaard voor de loonheffing en premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijk Zorgverzekeringswet.
Werken met een webmodule wordt niet verpicht. Het is een vrijwillig instrument. Op dit moment zit de webmodule in een testfase. Na de zomer wordt hier meer over bekend gemaakt.
Voor de toekomst werkt de Autoriteit Consument en Markt aan een nieuwe leidraad over zzp’ers een minimumtarieven. Die nieuwe leidraad zal de ‘Leidraad tariefafspraken voor zzp’ers in cao’s’ uit 2017 vervangen. De nieuwe leidraad zal niet alleen over cao’s gaan maar zal verder ingaan op de omstandigheden waaronder zzp’ers collectief minimumtarieven mogen afspreken en collectieve afspraken moeten maken die hun markt- en inkomsenspositie kunnen versterken.
Omdat op dit moment wordt gewerkt aan wetgeving die naar verwachting 1 januari 2021 in werking treedt is de ‘echte’ handhaving uitgesteld tot 1 januari 2021. Het is niet zo dat er geen looncontroles worden uitgevoerd, dan is wel het geval. De handhaving zal ook plaats in het kader van de reguliere controles loonheffingen.
Er wordt wel gehandhaafd (naheffing en boete) als er sprake is van ‘kwaadwillendheid’. Het begrip kwaadwillend is per 1 juli aangepast. Dit betekent dat de Belastingdienst n.a.v. een loonheffingscontrole kan handhaven.
De drie criteria voor kwaadwillendheid zijn als volgt:
Vanaf 1 januari 2020 wordt het verder aangescherpt. Vanaf dan kan de Belastingdienst ook handhaven wanneer opdrachtgevers aanwijzingen van de Belastingdienst niet (of in onvoldoende mate) binnen een redelijke termijn opvolgt. Als de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffing niet in overeenstemming is dan geeft de Belastingdienst aanwijzingen om de situatie aan te passen. Als de opdrachtgever de aanwijzingen niet opvolgt en de werkwijze dus niet aanpast dan treedt de Belastingdienst handhavend op.
Inspectie SZW heeft de handhaving niet uitgesteld. Dat betekent dat Inspectie SZW bij controles op naleving op de Wet Minimumloon en Vakantiebijslag, de Arbeidstijdenwet en de Arbeidsomstandighedenwet wel handhavend kan optreden bij schijnzelfstandigheid en schijnconstructies.
Stuur uw gegevens naar onze specialist en we nemen zo spoedig
mogelijk contact op met u.
Wilt u een vrijblijvende offerte aanvragen? Benieuwd naar de investering voor uw beoogde certificering? Normec VRO denkt graag effectief met u mee. Vul onderstaand formulier in en ontvang vrijblijvend een kostenindicatie voor uw certificeringstraject.
Wilt u een vrijblijvende offerte aanvragen? Benieuwd naar de investering voor uw beoogde certificering? Normec VRO denkt graag effectief met u mee. Vul onderstaand formulier in en ontvang vrijblijvend een kostenindicatie voor uw certificeringstraject.